Longread

EU-wetgeving alleen zal niet volstaan om de verloren kunst van het repareren in Nederland te doen herleven


Ontdek wat experts van het AMS Institute, de TU Delft en Wageningen University & Research denken over wat we nodig hebben voor grootschalige adoptie.

Deze longread is geschreven door Laxmi Haigh en staat ook op de website van The Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Studies.

Het is moeilijk voor te stellen dat een goed beheer van zowel financiën als middelen ooit als cruciaal werd beschouwd voor de nationale economie. Tot de jaren vijftig, een tijd van snelle industrialisatie na de oorlog, werden wat we nu 'consumptiegoederen' noemen, vaak lokaal geproduceerd. Dr. Joppe van Driel, expert circulariteit in stedelijke regio's bij het AMS Institute, zegt: "Met gedecentraliseerde, kleinschalige en lokale productie wist men hoe dingen werden gemaakt: van T-shirts en broeken tot bestek, meubilair, enzovoort. Reparatievaardigheden waren toen essentieel voor het dagelijks leven. Met deze inzichten en de wijdverbreide notie van zuinigheid in de economie van die tijd, was reparatie heel 'economisch': een manier om de voorraad middelen op peil te houden."

Dit veranderde met de komst van het bbp in economische overwegingen. Onbetaald werk, zoals reparaties thuis, werd niet meer meegerekend in de nationale boekhouding. In het economisch beleid werd de nadruk gelegd op goedkope productie en korte consumptiecycli om massaconsumptie aan te moedigen en het bbp te laten toenemen door betaald werk en toegevoegde opbrengsten.

Van Driel: "Reparatievaardigheden en -mogelijkheden verdwenen, zoals werkplaatsen dicht bij huis voor kleinschalige productie, de tijd en energie om dingen in het dagelijks leven te repareren, de kennis, gevoelens, emoties en het bewustzijn van mensen rond het [zelf] produceren van dingen, en ten slotte de economische waarde van reparaties (behalve gespecialiseerde betaalde reparaties die meetellen voor het bbp)."

Nu leven we in een tijd van consumentisme, waar nieuwe goederen altijd beschikbaar zijn, mensen vermoeid zijn na lange werkdagen en reparaties vaak niet eens meer een overweging zijn omdat veel goederen voor mensen een black box zijn, ver weg geproduceerd, en de aankoop van nieuwe goederen vaak de makkelijkste en goedkoopste optie is.

Wil de EU reparaties weer gaan stimuleren?

Hoewel het leven begin 1900 zeker niet gemakkelijk was (welzijnsindicatoren zoals levensverwachting en toegang tot gezondheidszorg waren erg laag), leefde de samenleving binnen de grenzen van de planeet. De samenleving heeft tegenwoordig grotendeels een hogere levensstandaard (onder meer door goed verbonden vervoersknooppunten, de bouw van ziekenhuizen en de gemakkelijke toegang tot voedsel), maar we gebruiken veel meer materialen, waardoor het milieu tot het uiterste wordt belast. Het materiaalgebruik is de afgelopen vijftig jaar meer dan verdrievoudigd: als iedereen in de wereld zou leven zoals de Nederlanders, zouden we drie planeten aan materialen nodig hebben.

Door kapotte goederen te repareren in plaats van weg te gooien, kunnen grote hoeveelheden materialen binnen de Nederlandse economie blijven en kan de milieudruk, zoals vervuiling en de uitstoot van broeikasgassen, verminderen en tegelijkertijd de cohesie binnen de gemeenschap worden bevorderd. Maar de overgang van een wegwerp- naar een reparatiecultuur zal niet eenvoudig zijn, ook al blijkt uit onderzoek van de TU Delft dat Nederlanders minder willen verspillen en meer willen repareren.

Gelukkig heeft de EU het terugbrengen van reparatievaardigheden weer op de agenda staan. Nieuwe EU-wetgeving, bekend als het recht op reparatie, is bedoeld om reparatie te bevorderen als een duurzame optie voor de productie van alledaagse goederen (zoals wasmachines en stofzuigers). In het kort komt het erop neer dat fabrikanten verplicht zijn reserveonderdelen en reparatiediensten te leveren, waardoor consumenten (in theorie) actief kunnen deelnemen aan duurzamere en meer circulaire praktijken die voor eerdere generaties gewoon waren.

De wetgeving biedt kansen voor consumenten, fabrikanten en het milieu

Mary Greene, universitair docent Duurzame en circulaire consumptie aan Wageningen University & Research, zegt: "De EU-wetgeving over het recht op reparatie komt op een cruciaal moment voor de overgang naar een circulaire economie. Deze economie legt de nadruk op een langere levensduur van producten, minder afval en de mogelijkheid voor consumenten om actief deel te nemen aan de circulaire economie door middel van reparatie- en onderhoudsactiviteiten."

Fabrikanten die willen inspelen op de vraag van consumenten naar meer reparatiemogelijkheden, zullen zich moeten aanpassen. "Ze moeten producten ontwerpen die gemakkelijker te repareren zijn en rekening houden met alle gevolgen voor de bijbehorende productieprocessen en kostenstructuren. De wetgeving moedigt fabrikanten aan om te innoveren op het gebied van productontwerp en dienstenaanbod zodat deze beter zijn afgestemd op de principes van de circulaire economie." En dat kan weer leiden tot een toename van circulaire bedrijfsmodellen.

Ruth Mugge, hoogleraar Ontwerpen voor duurzaam consumentengedrag aan de faculteit Industrieel Ontwerpen van de TU Delft, zegt dat deze wetgeving ter bevordering van reparaties aanzienlijke milieuvoordelen kan opleveren. "Minder vraag naar nieuwe producten, minder grondstoffenwinning, een langere levensduur van producten en minimalisering van de behoefte aan nieuwe materialen: in het algemeen kunnen reparaties een aanzienlijke bijdrage leveren om de ecologische voetafdruk van consumptie te verminderen."

Volgens experts zal de wetgeving om reparaties voor consumenten haalbaarder te maken leiden tot kritieke uitdagingen, zoals een verandering van de maatschappelijke normen en praktijken, en de ontwikkeling van de noodzakelijke infrastructuur om reparatie- en onderhoudsdiensten te ondersteunen en te promoten. Om dit verder te onderzoeken kijken we vanuit verschillende invalshoeken naar twee projecten van AMS Institute bedoeld om reparaties weer ingang te doen vinden in de samenleving.*

1. Het belang van begrip en vertrouwen bij de keuze om elektronica te repareren

Uit onderzoek van Mugge (Van den Berge, Magnier en Mugge, 2023) blijkt dat veel consumenten elektronica als niet-repareerbaar beschouwen en dat er vaak geen opties voor reparatie worden geboden. Dit geldt met name voor ICT-hardware, zoals laptops en dataservers, die goed zijn voor 20% van alle Nederlandse elektronische afval. Veel van deze goederen worden al na drie tot vier jaar gebruik weggegooid. Een project van het AMS Institute en de TU Delft wil de betrokkenheid stimuleren van organisaties die grote hoeveelheden IT-hardware gebruiken, zoals gemeenten, universiteiten en ziekenhuizen. Samen met facilitymanagers wordt gewerkt aan betere, snellere en meer wetenschappelijk onderbouwde besluitvorming om de duurzaamheid van de IT-omgeving te verbeteren. Het doel is de levensduur van de hardware te verdubbelen. Dit is de aanpak die momenteel wordt gevolgd in verschillende Field Labs. Veel mensen verkrijgen hun laptops en smartphones via hun werk, dus het kan enorme milieuvoordelen opleveren als bedrijven hun IT-goederen eerst proberen te repareren in plaats van ze te vervangen, zegt Van Driel, een van de leiders van het project bij het AMS Institute.

Tot nu toe is wel gebleken, aldus Van Driel, dat besluitvormers enorm positief reageren op de mogelijke milieuvoordelen (bijvoorbeeld minder uitstoot van broeikasgassen en giftige stoffen en minder watergebruik) die de tool van het project zichtbaar maakt als ze kiezen voor gerenoveerde laptops in plaats van nieuwe. Vaak hebben mensen een demonstratie nodig om ze te overtuigen van circulaire opties.

Verder speelt vertrouwen hierbij ook een grote rol. Sommige betrokken organisaties maakten zich zorgen over de betrouwbaarheid van gerepareerde producten in vergelijking met nieuwe. Wetgeving kan bedrijven dwingen om ontwerpen voor reparatie te integreren in hun producten als garantie voor betrouwbaarheid. Gelukkig doen veel bedrijven dit al: "Als hun klanten hierom zouden vragen, kunnen IT-leveranciers een langere levensduur van IT-hardware garanderen en ondersteunen dan ze nu doen", zegt Van Driel.

Het proefproject over de mogelijke milieubesparingen door een langer gebruik van producten heeft duidelijk gemaakt dat het delen van kennis, onderricht en het opbouwen van vertrouwen essentieel zijn: een belangrijke deelnemer aan het project is nu van plan om de gebruiksduur van laptops te verlengen van de standaard vier jaar naar zes jaar. Dit zal een enorm verschil maken: Van Driel zegt: "Als een bedrijf met 1000 werknemers die 1000 laptops nodig hebben, de gebruikstijd verlengt tot zes jaar, dan worden er over een periode van 12 jaar slechts 2000 laptops gebruikt in plaats van 3000. Het bedrijf zou dus gemiddeld structureel 80 laptops per jaar minder nodig hebben, resulterende in minder schadelijke productie, minder CO2-uitstoot en minder giftig elektronisch afval." En dit is nog maar het begin! Wilt u ook dat uw organisatie haar IT-beleid herziet? Neem dan contact met ons op.

2. Reparatie-initiatieven moeten ook van onderaf komen en worden ondersteund door gewone mensen

Zoals Van Driel zei, werden alledaagse consumptiegoederen in een niet zo ver verleden vaak lokaal geproduceerd en gerepareerd. Maar tegenwoordig kopen veel mensen goederen met een paar klikken online of kant-en-klaar in een winkel, zodat ze geen band hebben met die goederen. Als je niet weet hoe je iets moet maken, lijkt repareren een onwaarschijnlijke optie. Het onderzoek van Mugge heeft echter aangetoond dat het mogelijk is om mensen te helpen dingen te (laten) repareren. Als het product duidelijk maakt wat er mis is, kan de gebruiker worden begeleid bij het reparatieproces en is de kans veel groter dat de reparatie ook zal worden uitgevoerd. Het is essentieel om deze 'can-do'-houding voor reparatievaardigheden te stimuleren (Van den Berge, Magnier en Mugge, 2023).

NWO-KIC heeft onlangs een subsidie toegekend aan een nieuw project in dit verband. Greene van Wageningen University & Research is hierbij de hoofdonderzoeker en AMS Institute doet mee als partner. Greene: "Ondanks een sterke bereidheid onder Nederlanders om dingen te repareren, gebeurt dit in feite slechts in zeer geringe mate. Het ShaRepair-project is bedoeld om deze barrières te overwinnen door vertrouwen, acceptatie en een bredere adoptie van circulaire consumptie te bevorderen via innovatieve sociale praktijken en milieubeoordelingen van de levenscyclus."

"ShaRepair maakt gebruik van Living Labs in stedelijke omgevingen, gericht op cocreatie, om bij te dragen aan en te experimenteren met producten en diensten die participatie en reparatiepraktijken in de praktijk ondersteunen, waarbij nieuwe netwerken voor leren en samenwerken gevormd worden." Deze aanpak is essentieel om circulaire praktijken te integreren in het dagelijks leven, bijvoorbeeld op werkplekken, in buurten en gemeenschapsgroepen.


De Living Labs van ShaRepair vormen een gezamenlijke inspanning om dringende maatschappelijke en ecologische uitdagingen aan te pakken door middel van praktijkexperimenten en innovatie:

  • Het Living Lab 'Circulaire IT en reparatieculturen' richt zich op het verlengen van de levensduur van professionele IT-hardware door middel van gedragsverandering en nieuwe combinaties van producten en services.
  • Het Living Lab 'Netwerk van stedelijke reparatiediensten' wil de huidige reparatiepraktijken en -diensten in Amsterdam in kaart brengen en analyseren, en meehelpen om in de hele stad een netwerk van reparatiediensten op te zetten. Hierbij worden methoden ontworpen en getest om de toepassing en schaalvergroting van reparatiepraktijken en -diensten te stimuleren.
  • Het Living Lab 'Participatie bevorderen in buurten met grote diversiteit' wil participatie van diverse groepen mensen aanmoedigen door samen activiteiten te creëren en te testen om de participatie te bevorderen in enkele buurten met een grote sociaaleconomische diversiteit.

'Can-do'-consumenten moeten de herinvoering van reparaties stimuleren

Zullen reparaties in Nederland binnenkort weer meer ingang vinden? Het antwoord is misschien: nee, nog niet. De invoering van de wet voor het recht op reparaties maakt de weg vrij voor een samenleving waarin reparaties weer voorrang hebben. Maar een top-down benadering alleen is niet voldoende: kennis moet in het veld worden gedeeld om besluitvormers en gewone mensen weer de macht te geven om keuzes te maken die het milieu ten goede komen. Met deze kennis kunnen mensen beginnen de macht terug te nemen van bedrijven die ons aanmoedigen om steeds meer te kopen en kunnen ze weer trots zijn op hun eigen 'goede beheer'. Maar er zullen ook fiscale veranderingen nodig zijn zodat reparaties goedkoper en concurrerender worden voor particulieren en bedrijven. Stadsbestuurders zullen ruimte moeten maken voor toegankelijke reparatiecentra, reparatievaardigheden moeten worden geïntegreerd in het onderwijs en er zullen ook nog andere systemische veranderingen nodig zijn.