Publicaties

Effect van bodemgesteldheid op de activiteit en de infectieusiteit van stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) : Resultaten uit literatuuronderzoek

Teklu, Misghina Goitom; Brinkman, Pella; Molendijk, Leendert

Samenvatting

Stengelaaltjes zijn een probleem in meerdere belangrijke gewassen zoals ui, aardappel, suikerbiet, tulp en narcis. Stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci) kunnen zich op sommige percelen vestigen en zich over het hele perceel verspreiden, terwijl op andere percelen de besmetting lokaal blijft of verdwijnt. Stengelaaltjes kunnen zeer lang in de grond overleven. Het is onduidelijk wat de bepalende factoren zijn die een grond geschikt maken voor vestiging en langdurige overleving. Kennis van deze factoren kunnen helpen de risico’s voor een teelt in te schatten, vestiging te voorkomen en besmettingen te saneren. Eerste doel van deze literatuurstudie was na te gaan of er sinds de jaren ‘50 van de vorige eeuw nieuwe aanwijzingen zijn die de geschiktheid van een bodem voor de vestiging van stengelaaltjes kunnen verklaren. Het tweede doel was na te gaan of er nieuwe technieken zijn die licht zouden kunnen werpen op de criteria voor ontvankelijkheid van een bodem voor stengelaaltjes. De bodem heeft zowel direct als indirect invloed op infectie van planten met stengelaaltjes. De bodem heeft direct invloed op de mate van natuurlijke sterfte en activiteit (beweeglijkheid) van stengelaaltjes, en daarmee de besmettingsgraad en kans dat de stengelaaltjes een waardplant bereiken. Indirect heeft de bodem invloed op infectie, doordat deze de weerbaarheid van de plant en daarmee het binnendringen van de waardplant en symptoomontwikkeling kan beïnvloeden. In het algemeen wordt gesteld dat zowel de overleving als de activiteit van stengelaaltjes hoger is op de zwaardere gronden in vergelijking met zandgrond. Een vochtige bodem en niet te hoge temperatuur zijn bevorderlijk voor infectie. Het is niet duidelijk wat de rol van organische stof is op het besmettingsniveau. Er is weinig informatie beschikbaar over het effect van pH op stengelaaltjes, al zijn er aanwijzingen dat er effect is afhankelijk van de grondsoort. Wel zijn er sterke aanwijzingen dat micro-organismen en/of biochemische bestanddelen invloed hebben op de activiteit van stengelaaltjes. Een nieuw ontwikkelde benadering om te bepalen of bodemactiviteit in het algemeen een relatie heeft met de activiteit van stengelaaltjes, zou een HWC-bepaling (heet-water extraheerbare koolstof) kunnen zijn van grond vanuit plekken met een hardnekkige besmetting in vergelijking met grond buiten deze besmettingshaarden. Deze meting is overigens alleen een maat voor de microbiële activiteit in algemene zin, maar geeft geen informatie over de betrokkenheid van specifieke bodemorganismen. De in ontwikkeling zijnde nieuwe technieken om inzicht te krijgen in de rol van bodemmicro-organismen (microbioombepaling) en van specifieke chemische bestanddelen (bv. gaschromatografie) zijn kostbaar en vergt vergelijken van een groot aantal monsters op zoek naar een onbekend verschil. Het is zeer wel mogelijk dat niet slechts één organisme of biochemisch bestanddeel een onderdrukkende werking heeft, maar dat het een combinatie van verschillende organismen en/of bestanddelen is die van plaats tot plaats kan verschillen. Het vinden van correlaties vanuit dergelijke microbioom- en HPLC-analyses wordt daarmee een omvangrijke en onzekere exercitie. Op basis van deze in 2021 uitgevoerde studie moet worden geconcludeerd dat er geen nieuwe criteria zijn gevonden die de kans op vestiging en overleving voorspellen. Afgezien van microbioombepalingen en gaschromatografie is er de laatste zeventig jaar weinig nieuw gereedschap ontwikkeld om in te zetten voor het vinden van een verklaring van tijdelijke of permanente vestiging van stengelaaltjes. Een begin kan zijn de proeven van Seinhorst met extracten van gronden die wel of niet de activiteit van stengelaaltjes remmen te herhalen en met moderne technieken de verschillen in de bodemextracten door te meten.