Nieuws

Vogelgriepvirus via de luchtinlaat: potentiële introductieroute?

article_published_on_label
15 december 2022

Grove deeltjes en insecten - die mogelijk besmet kunnen zijn met vogelgriep of andere ziekteverwekkers – kunnen de luchtinlaten van pluimveebedrijven binnendringen met de lucht. Dat blijkt uit onderzoek van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR), onderdeel van Wageningen University & Research, en de Universiteit Utrecht naar het transport van mogelijke dragers van het vogelgriepvirus door een luchtinlaat. “Hoewel we in ons onderzoek geen vogelgriepvirus aangetroffen, adviseren we pluimveehouders wel om aanvullende maatregelen te nemen om de potentiële risico’s van deze introductieroute via de luchtinlaat zoveel mogelijk te beperken”, aldus WBVR-onderzoeker Armin Elbers. Meer onderzoek is nodig om te de effectiviteit van verschillende maatregelen in kaart te brengen.

Introductieroutes

Pluimvee kan besmet raken met vogelgriepvirus als er direct of indirect contact is met uitwerpselen of andere secretieproducten van besmette wilde vogels of ander besmet pluimvee. De geldende ophokplicht voorkomt direct contact tussen gehouden pluimvee en besmette wilde vogels of een besmette omgeving. Hoe het pluimvee ondanks bioveiligheidsmaatregelen van de pluimveehouder en de ophokplicht toch in enkele gevallen besmet raakt, is onduidelijk. Er zijn verschillende introductieroutes denkbaar; een daarvan is via de lucht door de luchtinlaat van pluimveestallen.

In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid onderzocht Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) in Lelystad in samenwerking met de Universiteit Utrecht (Faculteit Diergeneeskunde en Institute for Risk Assessment Science/IRAS) het transport van mogelijke dragers van het virus door de luchtinlaat van een pluimveebedrijf.

Waarnemingen

Op een recent besmet vleeskuikenbedrijf en legpluimveebedrijf is, na ruiming en verschillende schoonmaak- en ontsmettingsrondes, bij 18 luchtinlaten per stal door WBVR een ventilatiekap over het inlaatventiel geplaatst. Daaraan is ook een fijngaasnet bevestigd (zie foto). De ventilatie werd in werking gesteld alsof er pluimvee aanwezig was. Daarnaast is een videocamera-monitoringsysteem geïnstalleerd door WBVR. Hiermee werd bezoek van wilde vogels aan de omgeving van de stal vastgelegd.

Bevindingen

De inhoud van de fijngaasnetten werd op beide pluimveebedrijven in de periode januari – maart 2022 gedurende in totaal 25 dagen om de 5 dagen geoogst. De fijngaasnetten werden ook geswabd met een stofdoekje. Binnengekomen materiaal, stofdoekje en gevangen insecten werden getest op influenzavirus, Campylobacter en Salmonella. De insecten werden ook getest op Schmallenberg-, West Nile- en Usutu-virus.

De onderzoekers vonden kleine hoeveelheden materiaal in de netten. Dit varieerde van kleine stukjes plant- en/of gewasmateriaal, stukjes plastic en papier, tot wol en spinnenweb. Er werden geen veertjes of uitwerpselen van wilde vogels waargenomen. Spinrag en plantaardig materiaal werden het meest waargenomen: gemiddeld ongeveer 1 tot 2 spinnenwebben of plantaardig materiaal per luchtinlaat per 5 dagen opvangperiode. De variatie in de hoeveelheid materiaal die door de verschillende luchtinlaten binnenkwam, was echter groot. Tijdens een incidentele storm met harde wind kunnen grote hoeveelheden materiaal via de luchtinlaten aan de windgerichte zijde in de stal terechtkomen.

Geen virus aangetroffen

Alle geteste materiaalmonsters waren negatief in de PCR-test voor influenzavirus en Salmonella. De insecten zijn negatief getest op Schmallenberg-, West Nile- en Usutu-virus. Er zijn aanwijzingen gevonden voor insleep van Campylobacter via de luchtinlaat. Het gebied op korte afstand (tot 10 m) van pluimveestallen werd regelmatig bezocht door wilde vogels: Merel, Zwarte Kraai, Mantelmeeuw, Scholekster en Wilde Eenden.

Vervolg

Het onderzoek geeft aan dat grove deeltjes en insecten - die mogelijk besmet kunnen zijn met HPAIv of andere ziekteverwekkers - de luchtinlaten van pluimvee kunnen binnendringen met de lucht. “Daarom is het verstandig om deze potentiële introductieroute te beperken”, aldus WBVR-onderzoeker Armin Elbers. Meer onderzoek is echter nodig om te begrijpen hoe dit op een juiste manier kan worden uitgevoerd. “Het gebruik van windbreekgaas kan mogelijk een bijdrage leveren aan het beperken van deze introductieroute”, verwacht Elbers. Hij kent een bedrijf dat enkele jaren geleden al windbreekgaas installeerde na een besmetting met vogelgriep. “Dat bedrijf is ook nu toch weer besmet geraakt, waarbij het aannemelijk is dat dit is gebeurd via aangevoerde lucht via de luchtinlaat. Windbreekgaas is dus niet zaligmakend.” Een goed alternatief is volgens Elbers het gebruik van een geautomatiseerde laser. “Met de laser maak je de omgeving rondom de pluimveestal onaantrekkelijk voor bezoekende wilde vogels.”

Publicatie

De resultaten van het onderzoek zijn recent gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Pathogens (vol. 11, issue 12).

Lees de publicatie