Persbericht

Soorten kunnen evolueren naar groepen met functionele lookalikes

article_published_on_label
8 oktober 2015

Bewijs voor functionele overtolligheid in de natuur.
De vraag waarom er in de natuur zoveel dezelfde soorten naast elkaar bestaan in de natuur, is een van de nog altijd openstaande vraagstukken in de biologie. Hebben ze echt allemaal een andere rol? Een grote hoeveelheid data over kevers levert nu bewijs voor het idee dat evolutie kan zorgen dat soorten zich omvormen tot groepen met lookalikes, die functioneel hetzelfde zijn, aldus een studie van een internationale groep wetenschappers geleid door Wageningen University.

Dat soorten veel verschillende rollen in ecosystemen vervullen, is onbetwist. Tegelijkertijd zijn er ook aanwijzingen dat veel soorten eigenlijk dezelfde rol hebben. Tot nu toe bestond er echter geen zekerheid over het bestaan van zulke functionele overtolligheid. Een nieuwe internationale studie gaat in op deze kwestie aan de hand van een overvloed aan data over de 4168 soorten waterroofkevers in de wereld.

Lichaamsomvang

De studie laat zien dat deze dieren zich wereldwijd hebben ontwikkeld naar een beperkt aan aantal groottes, met een regelmatige tussenafstand. Lokaal samenlevende soorten hebben daarbij òf vrijwel dezelfde lichaamsomvang, òf verschillen minstens 35 procent. Tussenmaten, een verschil van 10 tot 20 procent, zijn zeldzaam.

Lichaamsomvang zegt iets over functionele aspecten als het voedsel dat deze generalistische predatoren kunnen eten. Daarom vormen deze kevers relatief verschillende groepen van functionele dubbelgangers. Het opvallende patroon, dat wereldwijd waarneembaar is, ondersteunt het idee van het bestaan van een zichzelf organiserend evolutionair proces dat soortenrijke groepen richting clusters drijft.

Verzekeringseffect

“Deze constatering heeft belangrijke implicaties voor hoe we naar het risico van het verdwijnen van soorten kijken”, zegt Marten Scheffer van Wageningen University en hoofdauteur van het artikel. “Ons werk suggereert dat evolutie niet alleen functionele complementariteit genereert, maar ook functionele overvloedigheid.” Zulke overvloedigheid betekent echter niet dat deze soorten niet nodig zijn voor het functioneren van de natuur, benadrukt Scheffer. Het functioneel complementair zijn van soorten bevordert de grootte van ecosysteemprocessen, terwijl overvloedigheid bijdraagt aan het herstelvermogen van zulke ecosysteemprocessen, door het ‘verzekeringseffect’ van biodiversiteit. Dit verzekeringseffect ontstaat doordat soorten met vrijwel gelijke rollen, zoals in wat ze precies eten, opvallend genoeg nog steeds verschillen in hun reactie op stressoren, zoals gevoeligheid voor bepaalde parasieten of ziektes. Het gevolg is dat het herstelvermogen van een functionele rol in een ecosysteem waarschijnlijk groter is naarmate er meer soorten in een vrijwel neutrale groep zitten.

Veerkracht

“Die veerkracht door functionele overvloed is echter veel kleiner bij grote dieren, simpelweg omdat de soortenrijkdom in het dierenrijk afneemt met de lichaamsomvang”, zegt Scheffer. “Het mag daarom geen verrassing zijn dat vooral het verlies van grote soorten kan leiden tot substantiële functionele veranderingen in ecosystemen. Waar overvloed de regel kan zijn bij kleine dieren, de functionele uniciteit van de grotere beesten kan impliceren dat ze vaak de achilleshiel zijn voor het ecologisch functioneren.”

Publicatie

The Evolution of Functionally Redundant Species; Evidence from Beetles. Marten Scheffer, Remi Vergnon, Egbert H. van Nes, Jan G.M. Cuppen, Edwin T.H.M. Peeters, Remko Leijs and Anders N. Nilsson. PLoS-one 8 Oct 2015