Longread

Drie goede redenen om een eeuw vooruit te kijken


Keuzes maken voor een toekomstbestendige inrichting van het landschap betekent verder vooruitkijken dan we gewend zijn. Bij het maken van plannen en besluiten bij grote opgaven - op het gebied van bijvoorbeeld klimaat, biodiversiteit, woningbouw, landbouw en natuur - moeten we rekening houden met de kwaliteiten en kwetsbaarheden in het natuurlijk systeem. Daarvoor is een omslag in ons denken nodig. Een breed gedragen langetermijnvisie voor de toekomst kan helpen, zeggen onderzoekers van Wageningen University & Research. Wat is zo’n toekomstvisie precies, waarom werkt zo’n inspirerend verhaal, hoe moet je het verhaal erachter interpreteren, maar ook: wat kun je ermee als beleidsmaker?

Een positief toekomstverhaal

Wil je als bestuurder of beleidsmaker meer inzetten op langetermijndenken, dan helpt het om een overkoepelende toekomstvisie te ontwerpen. Zo'n visie is een inspirerend verhaal, dat een vergezicht schetst voor hoe een land of regio eruit kan gaan zien. In dit essay onderzoeken we wat je als overheidsprofessional kunt met een overkoepelende langetermijnvisie voor de toekomst. Waar zijn de keuzes in het verhaal op gebaseerd –en in hoeverre is het realistisch? We noemen drie redenen waarom visies meerwaarde hebben. Zoals je zult zien, gaat het bij visies niet alleen om de inhoud, maar ook om het proces waarin betrokken samen tot zo'n verhaal komen – en het gesprek dat erdoor wordt aangewakkerd.

In 2020 publiceerden onze collega's van Wageningen University & Research (WUR) een nationale toekomstvisie: Een natuurlijker toekomst voor Nederland in 2120. Deze visie is positief van aard en ‘nature-based’. Dat laatste wil zeggen dat de natuurlijke omstandigheden van het land de basis vormen, en dat we bij de inrichting van de ruimte meebewegen met natuurlijke processen. De 2120-visie laat zien hoe we Nederland prettig leefbaar kunnen houden, door slim gebruik te maken van de dynamiek van het landschap. Dat gebeurt in werkelijkheid vandaag ook al op sommige plekken. Denk bijvoorbeeld aan kustbescherming met de Zandmotor, tussen Hoek van Holland en Scheveningen. Of met de aanleg van het duinlandschap Hondsbossche Duinen bij Petten.

Nederland in 2120.jpg

Sinds de publicatie van Nederland in 2120 verschijnen er steeds meer van zulke toekomstvisies. Van landkaarten met Amersfoort aan Zee, waarin de Randstad is opgeheven om plaats te maken voor het water, tot plannen met grote betonnen zeeweringen om het stijgende zeewater tegen te houden. Ook zijn er visies op de 22e eeuw ontwikkeld voor specifieke delen van Nederland, zoals Midden-Delfland, Zeeland, Limburg en regio Arnhem-Nijmegen.

Zo komt een visie tot stand

Waardevol en inspirerend, al die verschillende visies, en het is mooi om te zien dat ze al gebruikt worden om besluitvormingsprocessen te voeden (zie de interviews bij dit verhaal). Tegelijkertijd roepen ze nog vragen op. Wat bedoelen we bijvoorbeeld precies, wanneer we spreken over langetermijnvisies? Om te beginnen bij de basis: een visie is een overkoepelend beeld voor de toekomst. Het is een levendig en beeldend verhaal, dat in grote lijnen schetst hoe bijvoorbeeld een stad, regio of land er voor volgende generaties uit kan zien. Het vormt een stip op de horizon: niet 'zo gaat het worden', maar: 'waar willen we naartoe?'

Niet: zo gaat het worden. Maar: waar willen we naartoe?

Een overkoepelende toekomstvisie gaat niet over één specifiek beleidsterrein, zoals een visie op het woonvraagstuk, klimaatverandering of de energietransitie. In het verhaal zijn zo veel mogelijk beleidsthema’s en invalshoeken meegenomen. Veel problemen en oplossingen beïnvloeden elkaar, en zijn daarom niet afzonderlijk aan te pakken. Daarvoor hebben we overigens ook niet genoeg ruimte in Nederland.

De visies waar dit artikel over gaat, gaan over de inrichting van de ruimte in Nederland. Daarom bestaan ze niet alleen uit tekst, maar vormen getekende landkaarten en illustraties een belangrijk element. Zo’n illustratie is méér dan een leuk plaatje: er zit veel denkwerk achter. Een doordachte visie komt voort uit de analyse van bestaande data, en de inbreng van mensen met allerlei verschillende achtergronden. Van wetenschappers tot ambtenaren, boeren en bewoners. Kortom: een visie verbeeldt een inhoudelijk verhaal, en is het tastbare resultaat van een gezamenlijk denkproces.

Frans ter Maten, heemraad bij waterschap Vallei en Veluwe, vertelt over de meerwaarde van een 2120-visie voor hun werkgebied:

“Toen het WUR-verhaal over Nederland in 2120 uitkwam, wisten we meteen: dit hebben wij ook nodig voor ons werkgebied. Want het helpt ons in de ruimtelijke keuzes en dilemma’s waar we nu voor staan. Kijk, langetermijndenken is op zich niets nieuws. Maar wat deze toekomstvisies wezenlijk anders maakt, is dat je de verre toekomst als vertrekpunt neemt, om van daaruit terug te redeneren naar het nu. Hoe zorgen we dat wat we nú doen, niet nog meer onomkeerbare ellende oplevert?

Lees het volledige interview

Aan de basis van een toekomstvisie liggen een aantal uitgangspunten of principes. Die zijn leidend voor de gemaakte keuzes. Neem je het bodem- en watersysteem bijvoorbeeld als basis voor de toekomstvisie (‘water en bodem moeten sturend worden bij ruimtelijk beleid’ is onlangs besloten door het kabinet), dan kies je ervoor om woningen te bouwen in hoger gelegen gebieden, waar minder kans is op overstromingen. En je zorgt dat woonwijken in het rivierengebied bestand zijn tegen hoog water – bijvoorbeeld door te kiezen voor drijvende woningen. Voor voedselproductie gebruik je de beste landbouwgronden. Van oudsher grenzen die aan de dorpen; op die plekken bouw je dus geen nieuwe woonwijk.

Waarom maken we toekomstvisies? Ze hebben meerwaarde om drie redenen:

Reden 1: Een overkoepelende visie prikkelt en agendeert

Allereerst nodigt een visie uit om op een positieve manier met elkaar in gesprek te gaan. Een pakkende visie prikkelt, en brengt de maatschappelijke discussie op gang. In de WUR-toekomstvisie De stad in 2120: natuurlijk – een stedelijke doorvertaling van NL2120, waarin we Arnhem als casus gebruikten – lieten we bijvoorbeeld op de landkaart een compleet stadsdeel onder water lopen. Niet omdat dat de enige oplossing is om overstromingen tegen te gaan, wél om lokale beleidsmakers wakker te schudden: het water komt, wat gaan we daarmee doen?

Voordeel van een brede langetermijnvisie is dat de discussie wegblijft van concrete belangen. Je hoeft het niet met elkaar eens te worden over details; het gesprek gaat over de hoofdlijn. Dat maakt een open dialoog tussen alle betrokkenen makkelijker. Gaan we meer bouwen op de hoge zandgronden, of bouwen we aangepaste woningen in het rivierengebied? En wat is daar voor de natuur bij te winnen? Het proces van visievorming prikkelt om je eigen afwegingen en uitgangspunten tegen het licht te houden.

Stad in 2120.jpg

Reden 2: Een visie overstijgt huidige problemen en denkkaders

Een tweede voordeel van langetermijnvisies is dat ze uitnodigen om op een fundamenteel andere manier na te denken. Neem het woningvraagstuk. Wie plannen maakt om een nieuwe woonwijk te bouwen, gaat daarbij bewust én onbewust uit van allerlei aannames die op dit moment logisch klinken. Zo wordt het nu handig gevonden om een nieuwe wijk naast bestaande wijken te bouwen, omdat bewoners dan gebruik kunnen maken van dezelfde voorzieningen. In het stratenplan houdt men er rekening mee dat iedereen een eigen auto voor de deur heeft.

Maar wat voor woonwijk schets je, als je uitgaat van een toekomstvisie waarin deelauto's de norm zijn, zelfrijdende bussen je makkelijk naar de andere kant van de stad brengen en pakketjes worden bezorgd met drones? Dan worden ineens heel andere keuzes – en locaties – logisch.

Een langetermijnvisie helpt dus om over huidige kaders en belemmeringen heen te denken en stappen, en fundamenteel andere keuzes te maken. Ze voorkomt tunnelvisie en biedt de vrijheid om te zoeken naar de beste oplossingen, zonder alle huidige mitsen en maren die het denkproces inperken.

Directeur Harriët Tiemens vertelt waarom de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen besloot een 2120-visie te ontwikkelen:

“In onze regionale agenda hebben we de ambitie opgenomen om verder in de toekomst te kijken. De vraag is natuurlijk: hoe doe je dat? Toen ik het WUR-verhaal over Nederland in 2120 zag, raakte ik geïnspireerd. We legden contact en samen kwamen we op het idee om ook een 2120-toekomstverkenning voor de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen te maken.

Lees het volledige interview

Reden 3: Het proces van visievorming verbindt domeinen en termijnen

Niet alleen het resultaat van een visie heeft impact; alleen het maakproces levert al veel op. In de praktijk merken we dat het samen formuleren van een brede toekomstvisie de verbinding tussen betrokkenen versterkt. Deelnemers krijgen meer inzicht in de dilemma's van anderen, en tonen zich bereid om verder te kijken dan hun eigen belangen. De wethouder Wonen heeft een ander perspectief dan de wethouder Grondbedrijf. En een stedenbouwkundige kijkt anders dan een landschapsarchitect of een klimaatexpert. Het proces van visievorming maakt dat zichtbaar, en zo ontstaat meer onderling begrip. Het is een constructieve werkvorm, die langere tijd positief effect heeft op de samenwerking tussenpolitici, beleidsmakers, burgers en ondernemers.

Wanneer je samen bezig bent een visie te vormen, wordt bovendien zichtbaar dat verschillende beleidsmakers werken met hun eigen mentale 'tijdlijn'. Politici zijn voor vier jaar gekozen, en maken dus een agenda voor die vier jaar. Experts in ruimtelijke ordening kijken tien tot twintig jaar vooruit, omdat de afspraken voor het beheer van bouwprojecten voor die periode worden vastgelegd. Beheerders van groen, wegen en rioleringen hebben zelfs termijnen van al gauw veertig jaar in hun hoofd. Een langetermijnvisie stelt je in staat om deze termijnen en domeinen met elkaar te verbinden.

Aan de slag: Hoe dan?

Zijn toekomstvisies dan de oplossing voor alle ruimtelijke vraagstukken? Nee, uiteraard niet. Net als alle hulpmiddelen en methodieken kennen visies hun beperkingen. Een visie is nooit een kant-en-klare oplossing; eerder een oplossingsrichting. Het is een instrument om met elkaar in discussie te gaan over de vraag hoe je de toekomst voor je ziet. Van daaruit kun je vervolgens passende maatregelen, initiatieven of beleid ontwikkelen. Maar als je daarvan de precieze kosten of effectiviteit wilt doorrekenen, heb je andere instrumenten nodig.

Hoe kun je als beleidsmaker aan de slag met toekomstvisies? We sluiten af met drie praktische adviezen.

Ten eerste: durf op de écht lange termijn te denken. Het jaar 2120 lijkt nog ver weg. Maar om uiteindelijk dáár uit te komen, moet je vandaag al stappen zetten. Er zijn altijd redenen om te blijven focussen op de waan van de dag. Elke tijd kent z’n eigen urgente, nijpende problemen. Maar een langetermijnvisie vormt geen obstakel om die op te lossen: integendeel, het biedt juist een broodnodig kader – waardoor je ook nu al komt tot betere oplossingen. Zo gebruiken waterschap Vallei & Veluwe en de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen hun 2120-visies als onderlegger in gesprekken over verstedelijkingsafspraken en omgevingsvisies.

Ten tweede: een toekomstvisie vraagt om een scherpe blik op je land of regio, maar staar je niet blind op je eigen gebied. Een bodemsoort of riviersysteem houdt immers niet op bij de gemeente- of provinciegrens. Zorg dus dat je de kwaliteiten, kansen en uitdagingen in jouw gebied kent. Zet vanuit die kennis de volgende stap, door te onderzoeken hoe jouw regio in verbinding staat met het gebied er omheen. En voer met elkaar de dialoog over de verschillen en overeenkomsten die je ziet.

Tot slot: moeten we ons dan helemaal aan de natuur aanpassen? Dat ook weer niet. Nederland toekomstbestendig inrichten, betekent dat keuzes zijn gebaseerd op de snelheid en draagkracht van het natuurlijk systeem. Maar we kunnen het menselijk perspectief niet loslaten. Het gaat erom dat mens en natuur weer meer samen met elkaar optrekken in een snel veranderende en opwarmende wereld. Dat gaat niet van vandaag op morgen. Maar als het lukt, biedt dat goede hoop voor de toekomst van Nederland.

*Bovenstaande tekst is als essay in het blad Binnenlands Bestuur verschenen, speciaal gericht op beleidsadviseurs.