Nieuws

Kennisdag voor bos- en natuurbeheerders: hoe behoud je autochtone bomen en struiken?

article_published_on_label
1 november 2022

De oorspronkelijke wilde bomen en struiken van Nederland zijn zeldzaam geworden. Waar vroeger eiken en beuken de boventoon voerden, staan nu aangeplante grove dennen voor de houtkap. Om bos- en natuurbeheerders te helpen bij het behoud en beheer van de unieke genetische diversiteit van autochtone bomen en struiken, organiseerde het CGN een kennisdag in het Elspeterbos.

Autochtone bomen en struiken zijn wilde populaties die van oorsprong in Nederland voorkomen. Door natuurlijke verjonging hebben ze zich van generatie op generatie voortgeplant. Naar schatting is nog maar zo’n 3 tot 5 procent van de bomen en struiken in Nederland autochtoon. Dat terwijl deze een belangrijke bijdrage leveren aan de inheemse biodiversiteit en hun genetische eigenschappen vermoedelijk goed aangepast zijn aan de locaties waarop ze groeien. Brede genetische diversiteit kan een cruciale factor zijn in de weerbaarheid van bossen tegen klimaatverandering. Ook zijn oude landschapselementen van historische waarde: ze vertellen veel over bosbeheer en weersomstandigheden in voorbije eeuwen.

Tijdens de ‘Kennisdag in situ behoud van autochtone genenbronnen bomen en struiken’ op 11 oktober 2022 kregen bos- en natuurbeheerders, beleidsmedewerkers en experts de kans om kennis en ervaringen te delen. Samen trokken we het bos in om te bekijken en bediscussiëren hoe beheer van een gebied met autochtone genenbronnen in zijn werk kan gaan.

Oude kaarten en archieven

Rienk-Jan Bijlsma, onderzoeker landschapsecologie bij WUR, liet aan de hand van oude kaarten zien hoe het gebied rondom het Elspeterbos er twee eeuwen geleden uitzag. Het Kadaster uit 1832 toont categorieën bos en hei, voornamelijk gebaseerd op wat de belastingcollecte de Fransen kon opleveren. De Topografische Militaire Kaart uit 1850 is ook een handig begin. Door de kaarten van vroeger te vergelijken met de huidige situatie, kun je een idee krijgen van welke stukken bos en hei waarschijnlijk autochtoon zijn. Ook de eigenaar van een gebied is hierbij een indicator. De kans dat bomen en struiken zijn geïmporteerd uit andere Europese landen, zoals Spanje en Italië, is veel groter bij een grootgrondbezitter dan bij een markengrond (grond van het boerencollectief).

Wie graag de oude archiefkaarten wil bekijken, kan terecht op de website hisgis.nl. Dit is een online viewer waarin onderzoekers proberen alle historische kaarten samen te voegen.
IMG_8087 - web.JPG

Europese samenwerking

Bomen en struiken groeien natuurlijk over grenzen heen. Daarom zijn in Europees verband afspraken gemaakt over de bescherming en registratie van autochtone genenbronnen. Joukje Buiteveld, clusterleider Boom bij het CGN, legde uit dat internationale afspraken per land worden uitgewerkt in een nationale aanpak, waarbij belangrijke Gene Conservation Units (genenbewaringsgebieden) worden aangewezen.

Behoud van populaties is het beste in de natuurlijke omgeving, waar spontane verjonging en natuurlijke selectie kunnen plaatsvinden. Echter, voor sommige soorten zijn Nederlandse populaties te klein en gefragmenteerd, waardoor bescherming in situ (op locatie) niet de beste optie is. Dan is ex situ-genenbewaring in een genenbank beter. Dit kan bijvoorbeeld door klonen aan te planten in een levende collectie of door zaadopslag in een zadenbank.

Europa is ingedeeld in klimaatzones, waarover 3676 genenbewaringsgebieden verspreid liggen voor 112 soorten in 35 landen. In Nederland zijn dat 30 gebieden voor 24 soorten. Deze zijn terug te vinden in een online database: EUFGIS.

Kaart groen erfgoed

Otto Brinkkemper van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) gaf een demonstratie van de Kaart groen erfgoed. Daarin is van alles opgenomen, van nationale parken tot monumentale bomen. Aan de kaart kun je zien dat Nederland geen ‘puur natuur’ is, maar menselijke natuur met hakhout, afrastering, singels, knotbomen, veevoer en meer. In gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde staan vaak erg oude bomen en struiken, met een hoge kans op autochtone herkomst.

Op de kaartlaag ‘inheemse bomen en struiken’ staan de tot nu toe verzamelde gegevens hierover, afgebakend per terrein en beheerder. Er zijn nog veel kansrijke gebieden om verder te inventariseren, dus er wordt gewerkt aan een ‘Veldgids inheemse bomen en struiken’ voor betere herkenning. Volgens Brinkkemper moet het onderzoek wel worden gedaan door specialisten, niet door vrijwilligers, omdat het veel kennis en expertise vereist.

Oude beuk in het Elspeterbos (foto: Seppe de Mits)

Bosexcursie

Na de presentaties vertrok de groep naar het Elspeterbos, waar we onder leiding van Bert Maes (Ecologisch Adviesbureau Maes) en Paul Copini (CGN-Boom) de lokale autochtone wintereiken en beuken beter konden bekijken. Veel vragen over het beheer van de tot 200 jaar oude bomen passeerden de revue, waarbij ook kritisch werd gekeken naar de slagingskans van natuurlijke verjonging, die in een bos waar veel edelherten passeren niet vanzelfsprekend is.

Met deze kennisdag is een start gemaakt met het verder verspreiden, maar ook verzamelen van kennis rond het behoud van de overgebleven populaties van autochtone bomen en struiken. In de komende jaren werkt het CGN samen met betrokkenen om de bescherming van de genenbronnen die we nog hebben te verbeteren.