Hoeveel dierproeven voert WUR uit?

In totaal deed WUR in 2023 56.363 dierproeven, een daling van 46% ten opzichte van 2022. Deze afname is grotendeels te verklaren door de afname van het aantal gebruikte proefdieren bij WR (van 94.198 in 2022 naar 50.415 afgelopen jaar). De afname in het gebruik van de categorie ‘andere vissen’ is het grootst.

In 2023 had 73% van alle dierproeven bij WUR betrekking op vissen met als doel bestandsmonitoring en migratieon­derzoek. Dit onderzoek vindt dus plaats in het belang van de diersoort zelf. Veruit het meeste visonderzoek is uitge­voerd door WR (98%).

Als we de cijfers van ‘andere vissen’ buiten beschouwing laten, dan is het aantal dieren dat bij WR is gebruikt 9.853, ten opzichte van 13.594 in 2022. Dit is nog steeds een daling van ruim 27%. Meer informatie over het onderzoek waarvoor de hierboven genoemde vissen worden ingezet volgt hieronder. Op de tweede plek komt onderzoek met varkens (5.8%) op de derde plaats onderzoek met kippen (5.2%).

Wageningen Research (WR)

De cijfers van WR weerspiegelen die van de totale WUR cijfers: bescherming van diersoorten is goed voor 72% van al het onderzoek bij WR, gevolgd door toegepast onderzoek (20%) en wettelijke vereisten (7%). Hiermee verschillen deze percentages niet van voorgaande jaren.

Zoals uit onderstaande grafieken blijkt, is bescherming van diersoorten de grootste categorie, met 65% van het onderzoek bij WUR. Op de tweede plaats komt toegepast onderzoek, met 22%. Ook het grootste deel van dit toegepaste onderzoek bij WUR komt ten goede van dierwelzijn – bij WU geldt dit voor bijna al het toegepaste onderzoek (93%) en bij WR is dit het geval in meer dan de helft van het toegepaste onderzoek (56%). De derde categorie is wettelijke vereisten, met 6%.

Doelen dierproeven Wageningen Research in 2023
Doelen dierproeven Wageningen Research in 2023
Doel onderzoek WUR 2018-2022
Doel onderzoek WUR 2018-2022

Wageningen University (WU)

Aan de kant van WU is Toegepast onderzoek de grootste categorie, met 42%. Dit is een daling ten opzichte van voorgaande jaren. Hierna volgen fundamenteel onderzoek met 30% en bescherming van het milieu met 17%.

Waar de categorie toegepast onderzoek kleiner is gewor­den, zijn bescherming van het milieu en onderwijs geste­gen. Het onderzoek dat beschreven in onder andere knaagdieren is een groot onderzoek dat in z’n eentje deze stijging verklaart. Binnen de categorie onderwijs en training vallen dieren die zijn ingezet ten behoeve van het leren hanteren van proefdieren en het oefenen van technieken. Hiernaast wordt er een aantal dieren gebruikt tijdens practica van studenten.

Doelen dierproeven Wageningen University 2023
Doelen dierproeven Wageningen University 2023
Doelen dierproeven Wageningen University 2018-2022
Doelen dierproeven Wageningen University 2018-2022

Wageningen University & Research (WUR)

In totaal deed WUR in 2023 56.363 dierproeven, een daling van 46% ten opzichte van 2022. Deze afname is grotendeels te verklaren door de afname van het aantal gebruikte proefdieren bij WR (van 94.198 in 2022 naar 50.415 afgelopen jaar). De afname in het gebruik van ‘andere vissen’ is het grootst.
Doelen dierproeven Wageningen University & Research 2023
Doelen dierproeven Wageningen University & Research 2023

Diersoorten

Overzicht gebruikte proefdieren 2023
Overzicht gebruikte proefdieren 2023

Welke dieren vallen onder de Wod?

Deze Wet op de Dierproeven heeft betrekking op dieren die bestemd zijn voor wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden en als gevolg van de proef ongerief zullen ervaren. De wet is van toepassing op gewervelde dieren, met inbegrip van zich zelfstandig voedende larven van vissen en reptielen, foetussen van zoogdieren vanaf het laatste trimester (derde deel) van hun normale ontwikkeling en koppotigen (inktvissen).

Sommige dieren die bij WUR gehuisvest zijn vallen niet onder de Wod en tellen niet meer in de cijfers. Bijvoorbeeld omdat ze gehou­den worden voor de fok, of als praktijkdier of omdat ze van het onderzoek geen ongerief ervaren, bijvoorbeeld omdat alleen hun gedrag wordt geobserveerd.

Overzicht gebruikte proefdieren 2018-2022
Overzicht gebruikte proefdieren 2018-2022

Mate van ongerief bij dierproeven bij WUR

Onderstaande grafieken laat zien welke mate van ongerief dierproeven bij WUR in 2023 bij proefdieren veroorzaak­ten. Het ongerief wordt vooraf bij het opstellen van het experiment ingeschat en achteraf definitief beoordeeld. Bij de beoordeling van het ongerief spelen verschillende factoren mee. Bijvoorbeeld de aard van pijn en angst die het experiment veroorzaakt, of er bijvoorbeeld blijvende schade is en of de integriteit van het dier is aangetast. Ook is er kennis van de specifieke diersoort nodig om in te schatten of een handeling ongerief oplevert. Het solitair huisvesten van een sociale soort levert bijvoorbeeld ongerief op terwijl dit niet het geval is bij een solitaire soort. Het ongerief van het dier wordt cumulatief beoor­deeld. Soms worden binnen een experiment verschillende handelingen verricht die elk afzonderlijk misschien ‘licht ongerief’ veroorzaken. Maar doordat alle handelingen tijdens het hele experiment worden meegewogen, kan het hele experiment bijvoorbeeld in de categorie ‘matig ongerief’ vallen.

Wat betekent de mate van ongerief?

Het ongerief van het dier wordt cumulatief beoordeeld. Soms worden binnen een procedure verschillende handelingen verricht die elk afzonderlijk misschien ‘mild ongerief’ veroorza­ken. Maar doordat alle handelingen tijdens de gehele procedure wordt meegewogen, kan de gehele procedure dan bijvoorbeeld in de categorie ‘matig ongerief’ vallen.

Terminaal beoordeelde dierproeven zijn proeven waarbij het dier zonder voorafgaande handelingen gedood is om weefsels of organen te onderzoeken. Het dier ervaart dan geen ongerief tijdens de uitvoering van de proef.

Bij mild ongerief is er kans op een lichte vorm van ongerief tijdens een korte periode. De handeling en procedures hebben geen significante hinder voor het welzijn van het dier. Hieronder valt bijvoorbeeld het toedienen van en bijkomen uit een lichte sedatie, het nemen van een enkel bloedmonster of het toedienen van een substantie via een sonde. Ook het korte tijd solitair huisvesten van sociale diersoorten zoals muizen of kippen wordt gerekend tot mild ongerief.

Matig ongerief is er als de kans bestaat dat het dier een korte periode een matige vorm van ongerief ondervindt of licht ongerief gedurende lange tijd. Voorbeelden van hande­lingen met een matig ongerief zijn: het frequenter nemen van bloedmonsters, chirurgie met goede postoperatieve pijnbestrijding, of het gedurende meer dagen (afhankelijk van de diersoort) solitair huisvesten van sociale dieren.

Ernstig ongerief is de hoogste ongeriefcategorie. Het dier ondervindt tijdens de proef waarschijnlijk een ernstige vorm van ongerief en dus ernstige hinder voor het welzijn van het dier. Voorbeeld van handelingen met een ernstig ongerief zijn: blootstelling aan ziekte die tot de dood kan leiden en gepaard gaat met een langdurige pijn en lijden of het langdurig (enkele weken) solitair huisvesten van sociale diersoorten.

Kijken we WUR-breed, dan zien we dat de mate van ongerief is verschoven van matig naar licht. Dit wordt in hoge mate beïnvloed door de cijfers over het vismigratie­onderzoek bij WR. Het zenderen en terugvangen van de jonge paling levert matig ongerief op. Nemen we deze cijfers niet mee, dan verschuift de mate van ongerief nog meer richting ‘licht’: 80% van het onderzoek dat uitge­voerd wordt door WR kan dan als zodanig worden geclassificeerd.

De mate van ongerief is bij WU gestegen. Dit is deels te verklaren door het grote onderzoek met bosmuizen, woelmuizen en spitsmuizen in Andere knaagdieren. De diertjes ervaren matig ongerief, omdat er, weliswaar onder verdoving, een bloedmonster wordt afgenomen en ze onderhuids gezenderd worden. Het onderzoek dat eerder genoemd is onder muizen over oxidatieve stress en veroudering veroorzaakt ook een deel van het matige ongerief. Dit komt doordat, hoewel de meeste metingen aan de dieren ingeschaald worden als ‘licht’, ze solitair gehuisvest worden. Dit wordt gezien als matig ongerief bij muizen.