Longread

Waardevol landschap: aardkundig waardevolle gebieden in Nederland op de kaart


Het landschap om ons heen wordt al eeuwenlang gevormd door natuurlijke processen en door onszelf. Mensen kiezen plekken om te wonen en manieren om het landschap in te richten waarbij ze rekening houden met het reliëf, de ondergrond en de waterhuishouding van een gebied. Ook in Nederland is dat vanaf de eerste bewoning gedaan. Tegenwoordig is er opnieuw aandacht voor landgebruik en ruimtelijke inrichting die zijn aangepast aan het bodem- en watersysteem. Dat is onder andere omdat we woningen, schoon water en energie nodig hebben en omdat we geconfronteerd worden met de gevolgen van klimaatverandering. Maar het landschap is ook waardevol op zichzelf beschouwd: het draagt de verhalen van de geschiedenis van ons land met zich mee. Mensen kunnen zich ook verbonden voelen met het landschap.

We noemen combinaties van landvormen, bodem, waterstromen en ondergrond in een gebied, die iets vertellen over hun ontstaanswijze, aardkundig waardevolle gebieden of aardkundig erfgoed. Deze gebieden dragen ook sporen van menselijk handelen, zoals de stuifzandgebieden die ontstaan zijn door overbeweiding en het steken van plaggen. Aardkundig waardevolle gebieden zijn belangrijk als intrinsiek erfgoed van onze samenleving en kunnen dienen als leidraad voor het inrichten en beheren van ons landschap.  

Wageningen Environmental Research, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en de Geologische Dienst Nederland vinden het belangrijk dat er meer aandacht is voor aardkundig waardevolle gebieden in Nederland. Vanuit die visie werken WEnR en het RCE aan het delen van kennis en informatie over aardkundig waardevolle gebieden in Nederland met landeigenaren en beleidsmakers. Het karteren van de gebieden is daarvan een belangrijk onderdeel. Dit artikel vertelt hoe ze dat doen.

Wat zijn aardkundig waardevolle gebieden?

Aardkundig waardevolle gebieden zijn gebieden die laten zien hoe het gebied ontstaan is door natuurlijke processen van water, wind, ijs of bewegingen in de aardkorst (tektoniek), en door de mens. Het zijn mooie voorbeelden waarin we het ontstaan van Nederland kunnen zien in samenhang met natuur en cultuur.

Aardkundig waardevolle gebieden hebben landvormen, bodem, bewegingen van water of een typische geologie. Deze kenmerken kunnen zichtbaar zijn in het landschap, of opgeslagen liggen in de ondergrond. Ze hebben een relatie met de ecologie of de cultuurhistorie van het gebied. Voorbeelden van aardkundig waardevolle gebieden in Nederland zijn stuifzandgebieden, dekzandruggen, oude rivierbeddingen, hoogveengebieden, stuwwallen of door breuken gevormde terreintreden in het landschap, ontsluitingen en groeven.

Aardkundig waardevolle gebieden vertellen hoe het landschap gevormd is, en wat de samenhang is tussen de ondergrond, de bodem, de planten en dieren die er voorkomen, en wat de mens er in de loop van de tijd mee gedaan heeft. Daarmee is het erfgoed, aardkundig erfgoed.
Hessel Woolderink, landschapsgeomorfoloog bij Wageningen Environmental Research
De Peelrandbreukzone zichtbaar in het landschap nabij Roermond. Door de unieke hydrologische situatie die ontstaat als gevolg van de breukzone in de ondergrond is het op het hogere Peelblok (links) natter dan in de laaggelegen Roerdalslenk (rechts). Dit breuksysteem is bepalend geweest voor het reliëf, de waterhuishouding, de cultuurhistorie en de natuur in de Peel en omgeving. Het is een mooi voorbeeld van hoe een zichtbaar aardkundig fenomeen een verhaal vertelt over een groter gebied. Foto: Hessel Woolderink.
De Peelrandbreukzone zichtbaar in het landschap nabij Roermond. Door de unieke hydrologische situatie die ontstaat als gevolg van de breukzone in de ondergrond is het op het hogere Peelblok (links) natter dan in de laaggelegen Roerdalslenk (rechts). Dit breuksysteem is bepalend geweest voor het reliëf, de waterhuishouding, de cultuurhistorie en de natuur in de Peel en omgeving. Het is een mooi voorbeeld van hoe een zichtbaar aardkundig fenomeen een verhaal vertelt over een groter gebied. Foto: Hessel Woolderink.

Wanneer is een gebied aardkundig waardevol?

Sinds de opkomst van onderzoek naar waardevolle gebieden in de jaren 1980 zijn verschillende criteria bedacht voor de waarde van aardkundig waardevolle gebieden. Er zijn geen meetbare kenmerken overeengekomen door onderzoekers. Maar de beoordelingskaders hebben met elkaar gemeen dat aardkundig waardevolle gebieden terreinen zijn waar je de (aardkundige) ontstaansgeschiedenis van Nederland goed kunt zien. Onze kennis over de Nederlandse ondergrond en het ontstaan daarvan hebben we grotendeels te danken aan onderzoek in zulke gebieden. Dat maakt dat aardkundige gebieden een wetenschappelijke en educatieve waarde hebben voor onderzoekers en beleidsmakers van de toekomst. Dat is ook een belangrijke reden om ze te koesteren.

Waarom is het zinvol om aardkundig waardevolle gebieden te karteren?

De Nederlandse overheid heeft in 2022 aangegeven meer rekening te willen houden met bodem en water bij de inrichting van het land, om het te beschermen tegen negatieve effecten van klimaatverandering en tegen de achteruitgang in kwaliteit van landschap en leefomgeving. Dat betekent dat we onze leefomgeving moeten inrichten en gebruiken op een manier die past bij de kenmerken van het landschap. Dan is het zinvol om te weten hoe het geheel van bodem en water in elkaar zit, bijvoorbeeld waar water stroomt of stagneert, waar de bodem voedselarm of voedselrijk is, en hoe die eigenschappen samenhangen met landvormen en vegetatie.

We geven een voorbeeld van het bodem-watersysteem in een natuurlijk beekdal. Als we kijken naar de landvormen (geomorfologie), bestaat een natuurlijk beekdal uit de hoger gelegen delen, de flanken en de vlakte met oude geulen en de actieve beek. Tussen die onderdelen zijn overgangen van hoog naar laag, van droog naar nat, van zure en voedselarme naar basische en voedselrijke grond. Door de afwatering in beekdalen te vertragen – bijvoorbeeld door beeklopen meer ruimte te geven - kan grondwaterstroming vanuit de hoger gelegen delen worden afgeremd, en zo bijdragen aan het tegengaan van verdroging in die gebieden. Dat kan een gewenst effect zijn, bijvoorbeeld voor het behoud van vennen en hoogveengebied. Maar het kan ook een ongewenst effect zijn als het wateroverlast geeft voor de landbouw in of naast het beekdal. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat als we zien hoe een beekdal onderdeel is van een groter geheel, we de gevolgen van maatregelen kunnen inschatten voor het omliggende landschap. Het karteren van een beekdal als aardkundig waardevol gebied helpt bij het inzicht in de natuurlijke samenhang tussen gebieden en hun waterhuishouding.

Het dal van de Regge in Overijssel. Foto: Gilbert Maas
Het dal van de Regge in Overijssel. Foto: Gilbert Maas
Landgebruik in het verleden was vaak afgestemd op de mogelijkheden die het landschap bood. Die mogelijkheden kun je gebruiken om het gebruik nu en in de toekomst op af te stemmen.
Tom Harkema, onderzoeker Geomorfologie en Landschapsvorming bij Wageningen Environmental Research

Provincies maken zelf beleid voor aardkundig waardevolle gebieden

Er is geen landelijke wetgeving voor aardkundig erfgoed. Provincies kunnen aardkundig waardevolle gebieden aanwijzen en beschermen in een structuurvisie, provinciale verordening, en straks via de Omgevingswet. Het beleid voor aardkundig waardevolle gebieden verschilt dus tussen provincies. Provincies onderhouden zelf kaarten met de aangewezen gebieden. Deze kaarten zijn samengevoegd in een webportaal van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

Provincies kunnen ook de status van UNESCO-Geopark aanvragen voor een gebied dat ze aardkundig waardevol vinden, samen met maatschappelijke organisaties en terreinbeheerders. De provincies Zeeland en Noord-Brabant hebben dit samen met enkele Belgische provincies gedaan voor het estuarium van de Schelde (Geopark Scheldedelta), en de provincie Drenthe voor Geopark De Hondsrug. Met een status van UNESCO-Geopark wordt bekendheid gegeven aan het gebied. Er ontstaan toeristische routes en educatieprogramma’s, en ondernemers en musea hebben aandacht voor Geoparken. Dat helpt om draagvlak te krijgen bij de bevolking en financiering voor de bescherming van aardkundige waarden in het gebied.

Hoe omgaan met aardkundig erfgoed?

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en Wageningen Environmental Research (WENR) geven advies en informatie over het omgaan met aardkundig erfgoed voor terreinbeheerders en beleidsmedewerkers. Het RCE biedt beheermodellen voor het beheren van aardkundige landschapselementen. Manieren om dit te doen zijn behouden, accentueren of zichtbaar(der) maken, herstellen of reconstrueren. De beheermodellen bevatten inspirerende voorbeelden van het gebruik van aardkundig erfgoed in de praktijk. Bijvoorbeeld hoe aardkundige waarden zijn ingepast in natuurontwikkeling, in een woonwijk of bij het opnieuw laten meanderen van waterlopen.

WENR helpt overheden bij het (her)karteren van aardkundig waardevolle gebieden en bij het beoordelen van de waarden. Verderop in dit artikel illustreren we dat voor de provincie Noord-Brabant.

Aandachtspunten voor beoordeling van ruimtelijke plannen op aardkundige waarden

  • Locatie: Waar is het plan en welke aardkundig waardevolle objecten en landvormen liggen daar? Zijn deze goed begrensd op bestaande beleidskaarten?
  • Gaafheid: Hoe gaaf is de landvorm of het object? Nog bijna intact of grotendeels aangetast?
  • Zeldzaamheid: Hoe zeldzaam is de landvorm of het object? Zijn er veel van in Nederland of is dit een van de weinige? Dekzandvlakten zijn bijvoorbeeld minder zeldzaam dan pingoruïnes.
  • Schaal: Welke omvang heeft het plan ten opzichte van de afmetingen van de landvorm of het object? Een halve meter terrein afgraven heeft een groter effect op een gebied met micro-reliëf dan op een metershoge dekzandrug.
  • Natuurlijk reliëf: Volgt de ingreep het natuurlijke reliëf? Een afgraving van een natuurlijke hoogte, bijvoorbeeld een dekzandrug, heeft meer impact dan een afgraving binnen een natuurlijke laagte, zoals een uitblazingskom.
  • Gebiedsvreemde elementen: Ontstaan er bijvoorbeeld duintjes in een gebied waar deze van nature niet voorkomen?
  • Kennis en (geo)informatie: Voor het afwegen van belangen zijn kennis en informatie nodig over aardkundige waardevolle objecten en landvormen. Betrek een geomorfoloog of andere deskundige in de beoordeling van ruimtelijke plannen.

Bron: Wageningen Environmental Research

Werken aan de kaart van aardkundig waardevolle gebieden in de provincie Noord-Brabant

De provincie Noord-Brabant wil meer inzicht in de begrenzing en gaafheid van aardkundig waardevolle gebieden op haar grondgebied om ruimtelijke plannen te beoordelen. Wageningen Environmental Research actualiseert de kaart van aardkundig waardevolle gebieden voor deze provincie.

Het landschap in de provincie Noord-Brabant wordt gekenmerkt door hogere en lagere delen in het landschap, die zijn ontstaan door afschuiving van stukken van de aardkorst langs breuken (ook wel horsten en slenken genoemd), onder andere de Peelrandbreuk. Dekzandvlakten, ruggen en stuifduinen bedekken een groot deel van het landschap. Daartussen lopen meanderende beken. Vlakten met getijdeafzettingen en rivierkommen en stroomruggen komen voor in het noordwesten en noorden van de provincie.

De provincie heeft in 2004 een kaart laten maken van 42 aardkundig waardevolle gebieden met een ecologische en cultuurhistorische betekenis, die ze wil behouden. De gebieden (nu 43) zijn opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening en worden beschermd volgens regels in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. De kaart is bedoeld om ruimtelijke plannen en plannen voor reconstructie en ontgrondingen te beoordelen. Zo kunnen gemeenten en waterschappen nagaan met welke aardkundige waarden zij rekening moeten houden.

In de huidige kaart zijn grenzen van sommige aardkundig waardevolle gebieden niet goed afgestemd op de terreinvormen; de grenzen lopen bijvoorbeeld vaak over wegen, terwijl de landvorm nog buiten de begrenzing doorloopt. Ook heeft de provincie behoefte aan een meer gedetailleerde kaart van aardkundig waardevolle gebieden waarin ook kleinere landschapselementen staan (bijvoorbeeld vennetjes of restgeulen), en een indicatie van hoe intact of gaaf de gebieden nog zijn. Hieronder leggen we uit hoe Wageningen Environmental Research de nieuwe kaart heeft gemaakt.

Ontsluiting in de Peelrandbreukzone in Uden (Brabant). Er zijn lagen sediment te zien die verschoven zijn, verschillen in textuur en de ijzerrijke afzettingen (rood-bruin gekleurd) die langs de breukzone voorkomen. Deze ontsluiting geeft een unieke inkijk in de ondergrond, in wat zich afspeelt onder onze voeten. De ontsluiting maakt onderzoek mogelijk naar het functioneren van de breuk. Foto: Hessel Woolderink
Ontsluiting in de Peelrandbreukzone in Uden (Brabant). Er zijn lagen sediment te zien die verschoven zijn, verschillen in textuur en de ijzerrijke afzettingen (rood-bruin gekleurd) die langs de breukzone voorkomen. Deze ontsluiting geeft een unieke inkijk in de ondergrond, in wat zich afspeelt onder onze voeten. De ontsluiting maakt onderzoek mogelijk naar het functioneren van de breuk. Foto: Hessel Woolderink

Geomorfologische Kaart als basis

Voor het actueel maken van de kaart met aardkundig waardevolle gebieden in de provincie Noord-Brabant moet eerst de geomorfologische kaart worden bijgewerkt voor deze gebieden. Deze kaart laat zien welke landvormen er in een gebied voorkomen. De geomorfologische kaart van de provincie is onderdeel van de Geormofologische Kaart van Nederland in de Basisregistratie Ondergrond. Wageningen Environmental Research onderhoudt deze kaart in opdracht van het ministerie van LNV. Provincie en ministerie financieren samen het actueel maken van de aardkundig waardevolle gebiedenkaart van de provincie Noord-Brabant en van de Geomorfologische Kaart in deze gebieden. De Geomorfologische Kaart wordt bijgewerkt en gedetailleerder gemaakt (op schaal 1:25.000 of kleiner).

Beide kaarten worden voor iedereen toegankelijk gemaakt in bodemdata.nl, het geoportaal van Wageningen Environmental Research, en in het geoportaal van de provincie Noord-Brabant. De Geomorfologische Kaart komt ook in BROloket, het geoportaal van de Basisregistratie Ondergrond.

Hoe gaat het karteren in zijn werk?

De Geomorfologische Kaart dient als belangrijkste basisbestand voor de informatie over de aard en verspreiding van landvormen binnen aardkundig waardevolle gebieden. Delen van de huidige kaart stammen uit de vorige eeuw, toen men karteerde zonder de hulp van GIS-software en gedetailleerde hoogtemodellen zoals het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Inhoudelijke informatie uit deze kaart klopt grotendeels nog, maar de ligging en vorm van landvormen is niet altijd exact. Verder komt de schaal van de kaart (1:50.000) niet altijd overeen met de behoeften vanuit het aardkundig waardenbeleid, dat vaak op perceelsniveau of op lokaal niveau wordt gehandhaafd. Een actualisatie van de Geomorfologische Kaart voor de aardkundige waardevolle gebieden is daarom nodig, en ook een gedetailleerder kaartbeeld dat beter past bij het beleid.

Tijdens de actualisatie worden de grenzen en ligging van de al gekarteerde landvormen gecorrigeerd en worden kleinere, nog niet gekarteerde, landvormen geïdentificeerd. Processen zoals recente afgravingen of verstuivingen, die pas hebben plaatsgevonden na de oude kartering, worden meegenomen. Daarnaast worden nieuwe inzichten in het ontstaan van landvormen en gebieden verwerkt in de kaart. Hiervoor wordt een scala aan bronnen zoals de (detail)bodemkarteringen, oude boringen, topografische kaarten en het AHN geraadpleegd. Waar nodig vindt ook veldwerk plaats om een juiste classificatie te kunnen maken.

Voor de provincie Noord-Brabant wordt er bij de actualisatie ook specifiek gekeken naar de gaafheid van de verschillende vormen. Daarmee wordt de mate bedoeld waarin een vorm nog intact is. Deze is van invloed op de aardkundige waarde die de landvorm (nog) heeft. In combinatie met de geactualiseerde Geomorfologische Kaart kan met de gaafheidsscore aangegeven worden waar aardkundige waarden zich bevinden en waar ze door menselijk handelen al deels verdwenen zijn. Met deze kennis kan bij de uitvoering van aardkundig beleid meer nadruk gelegd worden op het behoud van de daadwerkelijk nog aanwezige waarden binnen het aardkundig waardevolle gebied. Het heeft namelijk meer zin om te investeren in het behoud van bijvoorbeeld een relatief onaangetaste rivierduin dan van de vergraven dekzandvlakte die ernaast ligt.

Kennis en geoinformatie zijn de basis voor het uitvoeren van goed aardkundig beheer en beleid.
Tom Harkema, onderzoeker Geomorfologie en Landschapsvorming bij Wageningen Environmental Research
Fragment van de Geomorfologische Kaart van het gebied Grote Koolwijk (Noord-Brabant). Links: huidige kaart, rechts: geactualiseerde kaart. In de geactualiseerde kaart zijn grenzen van landvormen aangepast en zijn nieuwe landvormen onderscheiden binnen de vorm Landduinen met bijbehorende vlakten en laagten. Deze detaillering helpt om het ontstaan van het gebied beter toe te lichten aan betrokkenen.
Fragment van de Geomorfologische Kaart van het gebied Grote Koolwijk (Noord-Brabant). Links: huidige kaart, rechts: geactualiseerde kaart. In de geactualiseerde kaart zijn grenzen van landvormen aangepast en zijn nieuwe landvormen onderscheiden binnen de vorm Landduinen met bijbehorende vlakten en laagten. Deze detaillering helpt om het ontstaan van het gebied beter toe te lichten aan betrokkenen.
Veldbodemkundige Willy de Groot (Wageningen Environmental Reserach) boort in een podzolbodem tijdens de veldwerkcampagne voor provincie Noord-Brabant. Gegevens van deze boring worden gebruikt voor de actualisatie van de Geomorfologische Kaart en de Bodemkaart van Nederland. Foto: Gijs Eijgenraam.
Veldbodemkundige Willy de Groot (Wageningen Environmental Reserach) boort in een podzolbodem tijdens de veldwerkcampagne voor provincie Noord-Brabant. Gegevens van deze boring worden gebruikt voor de actualisatie van de Geomorfologische Kaart en de Bodemkaart van Nederland. Foto: Gijs Eijgenraam.

De Brabantse Wal: een aardkundig waardevol gebied

De Brabantse Wal vormt een kenmerkende overgang in reliëf, geologie, bodem en waterhuishouding tussen het hoger gelegen zandlandschap en het lager gelegen zeekleilandschap in het westen van de provincie Noord-Brabant. De steilrand van de Brabantse Wal is het meest markante geomorfologische fenomeen, maar het aardkundig waardevolle gebied omvat ook de dekzand- en stuifzandduinen aan de hoge kant en de aangrenzende polders aan de voet van de Brabantse Wal. Het gebied is aardkundig waardevol omdat het inzicht geeft in oude (kwartair-)geologische getijdenafzettingen van circa 1.8 miljoen jaar oud (Formatie van Waalre), die in de helling van de Brabantse Wal zichtbaar zijn. Het gebied heeft al die tijd op de rand van land en zee gelegen en maakt zichtbaar hoe veranderingen in de zeespiegel het landschap gevormd hebben. Het bijzondere is dat vanuit dit punt de polders met jonge zeeklei zichtbaar zijn, waarin de restanten van het ingepolderde getijdenlandschap te herkennen zijn. Zelfs vandaag de dag worden daar nog vergelijkbare getijdenafzettingen gevormd, namelijk in de Westerschelde en in het Land van Saeftinghe.

Op de Brabantse Wal zijn prachtige, door de wind afgezette zandduinen te zien. Deze zijn gevormd aan het einde van de laatste ijstijd, doordat zand uit het rivierdal van de Schelde aan de voet van de Brabantse Wal omhoog geblazen werd in het kale landschap. Vergelijkbare zandduinen liggen ook begraven onder jongere holocene zee(klei) afzettingen aan de voet van de Brabantse Wal. In het polderlandschap aan de voet van de Brabantse Wal is de Holocene (laatste circa 11.700) ontwikkeling van westelijk Nederland aanwezig in de ondergrond. Door zeespiegelstijging is er een tot 10 meter dik pakket aan klei en veen afgezet. Deze sporen van de geologische ontstaansgeschiedenis van het gebied maken het aardkundig waardevol. Het gebied laat zien hoe een wisselend klimaat effect heeft gehad op vegetatie en landvormen.

Door de verschillen in reliëf en ondergrond kent de Brabantse Wal ook een bijzondere waterhuishouding en zijn er verschillende typen bodems gevormd. Op het hoge deel van de wal infiltreert regenwater. Dat water komt aan de voet van de wal na verloop van tijd als kalkrijk of ijzerrijk kwelwater omhoog. Op die plaatsen zijn mogelijkheden voor een gevarieerde flora en fauna. Om van de natuurlijke waterstroom gebruik te maken hebben natuurbeschermingsorganisaties een groot deel van de aan de voet gelegen landbouwpercelen aangekocht en ingericht voor natuurontwikkeling. Dankzij de aardkundige diversiteit is er variatie in flora en fauna. Dat is de basis voor de identiteit en de biodiversiteit van het gebied.

Hoogtebeeld van de Brabantse Wal (blauw is laag, rood is hoog). Hierin is goed de abrupte overgang tussen het pleistocene zandlandschap (rood) en het holocene zeekleilandschap (blauw) te zien. Kenmerkend zijn ook de paraboolvormige dekzandruggen op de wal. Bron: Actueel Hoogtebestand Nederland.
Hoogtebeeld van de Brabantse Wal (blauw is laag, rood is hoog). Hierin is goed de abrupte overgang tussen het pleistocene zandlandschap (rood) en het holocene zeekleilandschap (blauw) te zien. Kenmerkend zijn ook de paraboolvormige dekzandruggen op de wal. Bron: Actueel Hoogtebestand Nederland.

De geologie van de Brabantse Wal werkt door in het historische landgebruik, in de tegenwoordige inrichting van het landschap en in het cultuurlandschap. Zo werd het uitgestrekte holocene veengebied aan de voet van de wal als sinds de middeleeuwen (en voor delen van Zeeland sinds de Romeinse tijd) ontgonnen voor landbouw en werd er veen gewonnen voor brandstof of zoutwinning. Hierdoor daalde het maaiveld en werd het gebied vatbaar voor stormen en overstromingen. Zo hebben de verschillende watersnoodrampen in het midden van de 16e eeuw ervoor gezorgd dat grote delen van de lage polders weer onder invloed van de zee kwamen te liggen, waardoor er een pakket van klei en zand op het oorspronkelijke veenlandschap werd afgezet. Het gebied is deels ontgonnen in de middeleeuwen en vervolgens weer overstroomd en opnieuw ingepolderd. Meerdere inpolderingsfasen over elkaar heen geven een mooi voorbeeld van de dynamiek van de zee, opslibbing en de mens. Pas in de tweede helft van de 17e eeuw werd het gebied weer op grote schaal ontgonnen en ontstond het huidige polderlandschap.

Ook op het hoge deel van de Brabantse Wal maakte de mens gebruik van de mogelijkheden die het landschap bood. Zo werd er lokaal zand gewonnen in kleine groeves in de steilrand van de Brabantse Wal. Uit de vroeg-pleistocene afzettingen werd klei gewonnen voor het bakken van stenen.

De genoemde karakteristieke aardkundige en cultuurhistorische elementen van de Brabantse Wal maken het een mooi voorbeeld van aardkundig erfgoed. Dit is een van de redenen waarom het gebied onderdeel is van het Geopark Schelde Delta.

Met beelden en informatie over aardkundig waardevolle gebieden willen we mensen inspireren om het landgebruik beter te laten aansluiten bij de mogelijkheden van het bodem-watersysteem.
Hessel Woolderink, landschapsgeomorfoloog bij Wageningen Environmental Research
Uitzicht vanuit het laaggelegen polderlandschap op de Brabantse Wal. Aan de horizon zijn de op de wal gelegen kerktoren en schoorsteen van de voormalige steenfabriek van Hoogerheide te zien. Foto: Hessel Woolderink.
Uitzicht vanuit het laaggelegen polderlandschap op de Brabantse Wal. Aan de horizon zijn de op de wal gelegen kerktoren en schoorsteen van de voormalige steenfabriek van Hoogerheide te zien. Foto: Hessel Woolderink.
Oud slootpatroon in het voormalige cultuurlandschap bij het verdronken dorp Oud-Bath. Door ontginning trad bodemdaling op. Tijdens stormvloeden tussen 1530 en 1552 verdronk het gebied. Dit landschap ligt inmiddels buitendijks bij het nauw van Bath in de Westerschelde (rechts in beeld). Foto: Hessel Woolderink.
Oud slootpatroon in het voormalige cultuurlandschap bij het verdronken dorp Oud-Bath. Door ontginning trad bodemdaling op. Tijdens stormvloeden tussen 1530 en 1552 verdronk het gebied. Dit landschap ligt inmiddels buitendijks bij het nauw van Bath in de Westerschelde (rechts in beeld). Foto: Hessel Woolderink.

Een landelijke kaart van aardkundig waardevolle gebieden

De kaarten van de provincies zijn in 2007 samengebracht in een kaart voor heel Nederland: het Nationaal overzicht Basiskaart Aardkundige Waarden . Na 2007 is het overzicht door de provincies afzonderlijk bijgewerkt. Daarom zijn de kaarten en legenda’s van de provincies verschillend en wijken de gebieden vaak af van de Basiskaart Aardkundige Waarden uit 2007.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) heeft de verzameling van provinciale kaarten van aardkundig erfgoed eind 2022 vernieuwd en beschikbaar gemaakt in de kaart Aardkundig erfgoed. De kaart geeft een overzicht van hoe aardkundig erfgoed nu door de provincies gezien en gewaardeerd wordt. Voor vrijwel alle provincies is een link toegevoegd naar de webserver van de provincie. Doel van de kaart Aardkundig erfgoed is om beleidsmakers, erfgoedprofessionals en landschapsarchitecten te informeren over aardkundig erfgoed in hun plangebied. De kaart kan ook gebruikt worden voor educatieve doeleinden. De kaart wordt uitgebreid met gedetailleerde beschrijvingen van de aardkundige waarden van de gebieden.

Aardkundig erfgoed is onlosmakelijk verbonden met het landschap, de cultuurhistorie en biodiversiteit en daarmee drager van gebiedsidentiteit.
Harm Jan Pierik, onderzoeker ondiepe ondergrond bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed