Blogpost

Olie, water, eten en data

article_published_on_label
24 september 2012

Steeds meer landen gaan landbouwbeleid voeren. Omdat ze het geld er voor hebben en de voedselvoorziening willen versterken. Saoedi-Arabië is een mooi voorbeeld. Water is er zo schaars, dat sommigen er vinden dat men beter kan stoppen met voedselproductie en overschakelen op nog meer import. Want afgelopen decennia liepen graanproductie en waterverbruik gelijk op. Anderen wijzen op de regionale geopolitieke situatie en pleiten voor minder afhankelijkheid van import, overigens ook een reden om veel in de buitenlandse landbouw te investeren. Binnenlands ziet men mogelijkheden om boeren veel efficiënter met water te laten kunnen omgaan dan nu het geval is.

Er is ook noodzaak tot plattelandsbeleid in het Koninkrijk Saoedi-Arabië. Dankzij de olie is er welvaart, maar met name op het platteland deelt niet iedereen daarin mee en is er veel armoede. Dat kan leiden tot politieke onrust of erger.

Kortom, redenen genoeg voor landbouwbeleid. Maar dat vraagt wel om gegevens waarmee je dat landbouwbeleid kunt ontwikkelen en vooral kunt uitvoeren: een register met contact-informatie van de bedrijven, statistische structuurgegevens van bedrijven zoals in onze landbouwtelling, prijzen-informatie en economische informatie over de bedrijfsvoering.

Het Agricultural Development Fund (een tak van het Saoedische ministerie van Financiën) heeft deze uitdaging opgepakt en het Agrarisch Informatie Centrum (AIC) opgericht. Het LEI is aangezocht om onze kennis over te dragen en dit centrum te helpen leiden en te trainen. We deden dergelijk werk eerder in Centraal- en Oost-Europa, en momenteel ook in Turkije. Zo helpen we onze collega’s (en klanten) om zo snel mogelijk dergelijke data te verzamelen volgens moderne Europese methoden.

En zo komt het dat er regelmatig LEI-ers in Riyadh aan het werk zijn, en wij onze Saoedische collega’s in Den Haag mogen ontvangen voor een training. Aanvankelijk werden we gevraagd voor een zogenaamd turn-key project, naar lokale gewoonte. We hebben op initiatief van onze man ter plekke, dr. George Beers, echter ingezet op een strategisch partnership met lokaal eigenaarschap vanaf dag één.

We spelen hiermee in op de Saoedisering die de overheid daar heeft ingezet: er zijn grote aantallen goed opgeleide Saoedies werkeloos. Wij zorgen dat de meer algemeen opgeleide mensen worden ontwikkeld naar landbouwinformatie-specialisten. Deze ‘capacity building’ kost misschien even wat meer tijd, maar zorgt wel voor een lokale kennis-infrastructuur. Inmiddels is het een samenwerking die uitstekend verloopt, niet al te veel gehinderd door verschillen in klimaat of cultuur of door de fysieke afstand. Zo leveren we geen rapporten meer, maar bouwen we instituties op.

Mooi voor het LEI, zo hoor ik u denken, maar heeft het Nederlandse bedrijfsleven er nog wat aan? Daar zijn kansen toe, zo denken we. Onze aanwezigheid daar leidt tot ideeën voor nieuwe projecten die ook voor Nederlandse bedrijven interessant kunnen zijn, zoals in de glastuinbouw.

Met dit soort projecten vergroten we ook onze kennis van en samenwerkingsmogelijkheden met wat in de statistiek MONA heet: het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Ik denk dat dat belangrijk is. Voor veel agrarische producten is deze regio een belangrijkere exportmarkt dan China. En op de hittekaarten van de klimaatverandering kleurt het gebied ook aanhoudend rood; het wordt er nog warmer en droger, terwijl de bevolking er nog hard groeit. Dat zal komende decennia invloed hebben op de relatie met deze buren van de Europese Unie.