Graag uw medewerking voor het Honingbijen Surveillance bijengezondheid onderzoek in 2016-2017

Het surveillance onderzoek van het consortium, dat uit het Bijenberaad is opgericht, gaat in 2016 al zijn derde jaar in. Maar hoe zat dat ook alweer precies? Wie doen eraan mee en wat wordt er eigenlijk onderzocht? Een kleine opfrissing en de vraag om dit jaar allemaal mee te doen als u gevraagd wordt.

Het Bijenberaad is in 2013 door de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken, Sharon Dijksma, opgezet om alle mogelijke verschillende partijen die te maken hebben met bijengezondheid om de tafel te krijgen. Hieruit volgde de conclusie dat achterhalen wat de honingbijensterfte in Nederland veroorzaakt hoogste prioriteit heeft. Vervolgens is een consortium van verschillende onderzoeksinstituten opgezet om met deze vraag aan de slag te gaan.

Wie doet wat?

Het consortium staat onder leiding van Prof. Koos Biesmeijer van Naturalis. Naast de coördinatie van het project zorgt Naturalis voor de landschapsanalyses en het schrijven van de verslagen. Sjef van der Steen van Bijen@wur heeft actieve imkers en BGCen (bijen-gezondheids-coördinatoren) voor dit project getraind, zodat ze als inspecteurs aan de slag kunnen. De inspecteurs nemen monsters van bijen, honing en bijenbrood en vullen een vragenlijst in over de werkwijze van de imkers. Bijen@wur is daarmee verantwoordelijk voor deze bemonstering. Als de monsters binnen zijn worden de bijen door Bijen@wur met behulp van moleculaire technieken op het voorkomen van Nosema apis en Nosema ceranae, Deformed Wing Virus (DWV) en Acute Bee Paralysis Virus (ABPV) onderzocht. Daarnaast wordt de procentuele besmetting met Varroa destructor gemeten. De honing- en bijenbroodmonsters sturen ze naar de andere instituten die deze analyseren.

RIKILT onderzoekt de honingmonsters op een lange lijst van bestrijdingsmiddelen, inclusief de neonicotinoiden. Als laatste partner is onderzoeksinstituut Alterra verantwoordelijk voor het onderzoeken van het stuifmeel, analyse hiervan kan laten zien op welke drachtplanten de bijen voornamelijk gevlogen hebben in de periode dat de monsters genomen zijn.

Dit alles is natuurlijk veel werk en kost daarom veel geld. De opdrachtgever is het ministerie van Economische zaken, terwijl de financiering van dit project door twee partners wordt gedragen. Het ministerie van Economische Zaken betaalt 51% van de kosten voor dit onderzoek en de andere 49% van de kosten draagt Nefyto, de belangenbehartiger van de fytopharmaceutische industrie. Met dit geld kan er vier jaar lang onderzoek gedaan worden naar de oorzaken van de wintersterfte.

Cijfers uitwintering nodig, u kunt gebeld worden

Omdat wintersterfte een belangrijk onderdeel van dit onderzoek is, hebben we daar uiteraard gegevens voor nodig. Omdat er veel analyses gedaan moeten worden, willen we daar graag zo snel mogelijk mee beginnen, daarom zal een groot aantal imkers in april gebeld worden (telefonische surveillance enquête)  met slechts een paar hele korte vragen over de uitwinteringsgegevens. Hierdoor verwachten we snel een goede schatting te hebben van de wintersterfte. Dit is dus een aanvulling op, maar niet een vervanging van de wintersterftemonitor die het NCB van Romee van der Zee elk jaar uitvoert en de korte telefonische enquête door de PRI/NBV. De wintersterfte wordt dit jaar dus op drie manieren gemonitord.  

Nieuwe aanpak bemonstering 2016-2017, u kunt benaderd worden om zelf monsters te nemen

De inspecteurs hebben de bemonstering van de eerste twee jaar uitgevoerd. Zij zijn bij willekeurig geselecteerde imkers (een gerandomiseerde steekproef) langs gegaan om samen met de imkers een aantal bijen, honing en bijenbrood mee te nemen en de imkers nog een aantal vragen te stellen. Het afstemmen van de monstername tussen de imker en inspecteur bleek lastig, omdat beiden tegelijk tijd moeten hebben. Dit leidde ertoe dat de monsterperiode een stuk langer is geworden dan gepland. Bovendien kost het zowel de imker als de inspecteur veel tijd in een toch al drukke periode. Om toch minimaal 200 imkers te kunnen betrekken bij het onderzoek, hebben we besloten de monstername in 2016 anders aan te pakken.

We gaan dit jaar de imkers zelf vragen, uiteraard met uitgebreide instructies van een instructieboek en filmpje, te bemonsteren. De inspecteurs blijven een belangrijke rol spelen: ze zullen de monsters ophalen en imkers waar nodig assisteren de monsters te verzamelen. De inspecteurs zullen zoveel mogelijk de monsters bij de imkers ophalen en zorgen voor het transport naar Wageningen om alles in een zo kort mogelijke tijdsspanne te organiseren.  

Selecteren

Om een representatief overzicht te krijgen van de gezondheidstoestand van de Nederlandse bijenvolken wordt door Naturalis een selectie gemaakt op basis van de ledenlijsten van de bijenhoudersbonden en postcodegebieden. Deze imkers benaderen we vervolgens met het dringende verzoek mee te doen aan het surveillance onderzoek.

De deelnemende imkers ontvangen een bemonsteringspakket met uitgebreide instructies om 5 bijenvolken (minimaal 3, als 5 niet mogelijk is), dezelfde volken zowel in het voor- als najaar, te bemonsteren. De voorjaarsmonsters worden niet onderzocht, maar opgeslagen als reservemateriaal en eventueel vervolgonderzoek. Van de najaarsmonsters wordt voor de inwintering één volk onderzocht (volk 1) en in het voorjaar een tweede volk. Indien mogelijk willen we zo per imker een volk onderzoeken dat de winter wel goed doorgekomen is en een volk dat het niet gehaald heeft, vandaar de tweede check in het voorjaar.

Het is dus van groot belang dat bij de bemonstering zorgvuldig genoteerd wordt om welk volk het gaat. Op die manier kunnen we eventuele sterfte van volken aan de juiste monsters koppelen.  Wanneer op basis van deze twee checks er redenen zijn verder te zoeken kan een voorjaarsmonster uit de opslag nagekeken worden.

Natuurlijk zou het mooi zijn als alle monsters nagekeken worden maar dit is helaas vanwege het budget niet mogelijk. Door de manier van selecteren (gerandomiseerd over heel Nederland) is het dus niet mogelijk om u aan te melden, u wordt gevraagd.

Voor informatie over dit surveillance onderzoek, kunt u contact opnemen met Sjef van der Steen (sjef.vandersteen@wur.nl) of Nieke Knoben (nieke.knoben@naturalis.nl)