Selectie van resistente bijen

De oorspronkelijke gastheer van de varroamijt, de Aziatische honingbij (Apis cerana) heeft een mate van resistentie tegen de mijten, waardoor de populatie zelden zo groot wordt dat er grote schade aan het volk ontstaat. Zou onze honingbij ook zulke eigenschappen bezitten waarop geselecteerd kan worden?

Gerichte selectie en natuurlijke selectie

De eerste stap is om te kijken welke eigenschappen van bijen het varroa lastig maken. Met gerichte selectie zou je dan die eigenschappen kunnen versterken waardoor varroa het nog lastiger krijgt. Allereerst de duidelijk opvallende eigenschappen van bijen die werken tegen varroa:

  • agressie tegen mijten en het verwijderen van mijten
  • het uitruimen en poetsen van besmette cellen
  • een korte gesloten broedperiode (dan wordt het voor varroa nog moeilijker om rijpe nakomelingen te produceren)

Gebruikmakend van dit soort eigenschappen is met gerichte selectie op diverse plaatsen al wel succes geboekt, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten en in Duitsland, maar echt resistent zijn de bijen nog niet.

Er kunnen natuurlijk ook eigenschappen van de bij zijn die je niet zo maar waarneemt, maar die wel een effect op varroa hebben. Zo kunnen bijvoorbeeld chemische signaalstoffen van de bij zorgen voor een verminderde vruchtbaarheid van varroa, of invloed hebben op het instapgedrag van varroa.Bij natuurlijke selectie van varroaresistentie spelen zulke onzichtbare en onbekende factoren een rol, ook al weten we niet welke. Een paar praktijkvoorbeelden laten inderdaad zien dat in de natuur een belangrijke mate van varroaresistentie kan ontstaan. Zowel in Frankrijk als in de Verenigde Staten zijn langdurig gezonde populaties bijen in het wild gevonden. Ook een experiment op Gotland leverde na jaren van survival of the fittest uiteindelijk volken op die overleefden ondanks de aanwezigheid van varroa. Deze natuurlijke selectie kun je ook nabootsen, door steeds de slechtste volken (volken die niet kunnen overleven of niet meer willen groeien, of te sterk onder de varroa zitten) te laten afvallen. Dit moet echter wel op een min of meer geïsoleerde plek gebeuren, omdat anders de darren uit volken van de gewone imkerij de selectie steeds doorbreken. Bijen@wur doet dergelijke experimenten op het eiland Tiengemeten en in de Amsterdamse Waterleidingduinen.

Imkerbijenvolk en wild bijenvolk

Zelfs als het lukt om een mate van resistentie tegen varroa te bereiken met natuurlijke selectie is het maar de vraag of dat toereikend is in door imkers verzorgde bijenvolken. Bijenvolken van imkers verschillen namelijk sterk van wilde bijenvolken:

Imkervolken zijn veel groter

Want: grote volken oogsten honing. Maar grote volken groeien minder hard dan kleine volken. Daardoor kan de groei van varroa de groei van het volk beter bijhouden. Grote volken houden relatief veel darrencellen aan: alweer gunstig voor varroa.

Imkervolken zijn zwermtraag

Imkers proberen vaak het zwermen te voorkomen, en soms zelfs de broedloze periode over te slaan door een nieuwe bevruchte koningin in te voeren. Maar het zwermen van bijenvolken onderbreekt juist de voortplanting van varroa: de populatie is opgedeeld, en er kan een poosje niet ingestapt worden. In zowel de zwerm als in het achtergebleven volk is er een broedloze periode.

Imkerbijen steken minder

Het is maar de vraag of minder agressie wel echt gunstig is, en in hoeverre agressie tegen indringers ook tegen varroa werkt.
Misschien zou het gunstig uitpakken wanneer de imkerij probeert de imkermethoden weer iets meer bij de natuur van de honingbijen te laten aansluiten. Imkeren met kleinere volken, en het ieder jaar verversen van de volken door steeds nieuwe opzetters te maken (rotatie-methode) zijn al stappen in die richting.